Vijftien jaar CEA: “Stimuleren conceptueel vermogen is leit motiv”

Foto voorzitter Te Beest en oud-voorzitter Vredevoogd

Een bijdrage van Annemarie Oord. Beeld van Marcel de Bont.

In oktober bestaat de Commissie Eindtermen Accountantsopleiding (CEA) 15 jaar. Een mooie mijlpaal om de balans op te maken van 15 jaar investeren in de kwaliteit van – en toezicht op – de accountantsopleidingen. Voormalig voorzitter Loek Vredevoogd en huidig voorzitter Willem te Beest blikken terug op een periode waarin eindtermen zijn ge(her)formuleerd, toezicht is uitgeoefend, thema-onderzoeken zijn uitgevoerd en waarin steeds nadrukkelijker de dialoog wordt aangegaan met diverse stakeholders en young profs, om voortdurend voldoende voeling te houden met wat er leeft.

Het decor waartegen dit gesprek plaatsvindt, is kasteel Oud-Poelgeest in Oegstgeest. Een fraaie ambiance voor een uitgebreide reflectie op de ontwikkeling van de commissie en de wijze waarop zij nu te werk gaat. Waar is het allemaal begonnen? Loek Vredevoogd: “Voordat de CEA werd opgericht, was ik voorzitter van de NVAO, de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie. Vanuit het NIVRA kwamen er signalen van mensen die me hadden meegemaakt en ook bij visitaties van de NOvAA wist men ‘hoe ik erin zat’. Dit resulteerde erin dat ik benaderd werd voor de rol van voorzitter. Het eerste wat ik wilde doen, was een paar goede AA’s en RA’s opzoeken, om zitting te nemen in die commissie. Maar de personen die ik eerst op het oog had, bleken al benoemd”, grinnikt hij. “Dat blokkeerde mij uiteraard niet om een stevige commissie te vormen.”

Quote van Loek Vredevoogd: “Het bleek echter vanaf dag één een homogeen gezelschap van accountants vanuit zowel NOvAA als NIVRA te zijn, die uitstekend met elkaar overweg konden. Er was nooit ‘gedoe’.”

Onder ministerieel toezicht

Voordat de CEA in het leven werd geroepen, werkte het NIVRA met een visitatiecommissie en ook de NOvAA had een beoordelingssysteem van opleidingen. Vredevoogd: “De minister van Financiën vond echter dat dat te dichtbij kwam; er moest meer afstand worden ingebouwd. Uiteindelijk hebben we als CEA met name voortgeborduurd op wat het NIVRA deed, omdat dat toen meer uitgewerkt was; die beslissing was dus met name pragmatisch van aard.” Te Beest vult aan: “De CEA valt als zelfstandig bestuursorgaan onder een doorlopend ‘toezichtarrangement’ met het ministerie van Financiën; elke vijf jaar wordt ons functioneren streng geëvalueerd. Bij de meest recente evaluatie zijn we opnieuw positief beoordeeld; we werken doeltreffend en doelmatig en stakeholders bevestigen dat ook.”

In harmonie

In het verleden was er regelmatig sprake van gekrakeel en onmin tussen NIVRA en NOvAA. Daar viel in die tijd ook genoeg over te lezen in de accountantsmedia. (En ook vandaag de dag is het verschil in ‘bloedgroep’ nog voelbaar.) Vredevoogd: “Vanuit die wetenschap heb ik me van tevoren weleens afgevraagd in welke sfeer we onze commissievergaderingen zouden doorbrengen. Het bleek echter vanaf dag één een homogeen gezelschap van accountants vanuit zowel NOvAA als NIVRA te zijn, die uitstekend met elkaar overweg konden. Er was nooit ‘gedoe’. En nee, ik zou niet willen zeggen dat dat mijn verdienste was; ze hadden gewoon goede mensen geselecteerd. Daar zaten geen conflictzoekers bij.”

 (Tekst loopt verder onder afbeelding)

Afbeelding met Willem te Beest aan tafel luisterend naar Loek Vredevoogd

Continu voeling houden

De CEA is geen commissie met een duidelijke voorliefde om alles achter de tekentafel te willen bedenken. Huidig voorzitter Willem te Beest: “Om die reden zijn we in de loop der tijd steeds nadrukkelijker (en vaker) de dialoog aangegaan met stakeholders, koepelorganisaties, universiteiten, hbo-instellingen, young profs, OPAK, SRA, Novak/Novaa, de AFM, het ministerie, enzovoorts. Wij moeten als CEA continu voldoende voeling houden met wat er leeft, met welke uitdagingen accountants worden geconfronteerd tijdens hun beroepsuitoefening, welke extra competenties of skills studenten zouden moeten ontwikkelen. Dáár moeten de eindtermen op afgestemd zijn. Vorig jaar zijn we om die reden ook gestart met rondetafelsessies, waaronder een sessie over de MKB-accountant als trusted advisor. Daar hebben we heel waardevolle informatie opgehaald. Een trusted advisor moet een kritische gesprekspartner voor de ondernemer kunnen zijn, in brede zin. Maar kritisch kunnen sparren…dat vraagt wel wat van je. Studenten zijn nog vrij jong in hun leven; zij hebben tijd en ontwikkelruimte nodig om de bagage op te kunnen bouwen die ze nodig hebben voor die rol van trusted advisor. Het is niet mogelijk om alles mee te geven in een opleiding, maar het is wel essentieel dat je studenten stimuleert om hun conceptueel vermogen te ontwikkelen. Daardoor begrijpen ze immers de concepten achter de dingen die ze doen. Voor ons als CEA – en voor de opleidingen – is dat een erg belangrijk leit motiv.”

Risicogericht toezicht – gefundeerd vertrouwen

Het jaar 2016 bevat een belangrijke mijlpaal in het bestaan van de CEA: herijking van het toezichtkader. Opleidingen die zich positief hebben geprofileerd, kwamen hierdoor minder onder het vergrootglas te liggen. Of – zoals Vredevoogd dat heel concreet verwoordt: “Je laat toch niet iedereen door dezelfde hoepel springen als dat niet nodig is?” Als gevolg hiervan kregen opleidingen die goed presteerden een aanwijzing voor onbepaalde tijd, gebaseerd op gefundeerd vertrouwen. “Dat was toch wel spannend. Toen we als CEA destijds startten, waren er nog 28 accountantsopleidingen, nu zijn dat er 18. Bij opleidingen waarover we verontrustende signalen ontvingen (die we onder andere oppikten bij onze visitaties) hebben we soms ook tegen het college van bestuur moeten zeggen: “Als jullie verstandig zijn, trekken jullie de opleiding terug, of we schrijven jullie een kolossaal verbeterprogramma voor. Kies maar.”

(Tekst loopt verder onder afbeelding)

Afbeelding van Loek Vredevoogd aan tafel met op de voorgrond Willem te Beest luisterend

Liever stimuleren dan preken

Te Beest pakt het stokje over: “Laat ik duidelijk zijn: we spelen niet graag de rol van boeman, die opleidingen op hun donder geeft. We stimuleren hen juist vooral graag om serieus te blijven werken aan het verhogen van hun kwaliteit. Als opleidingen voelen dat er iets niet goed gaat, is het de bedoeling dat ze uit zichzelf bij ons aan de bel trekken. Dat verwachten we én dat waarderen we! We kunnen heel lang vriendelijk zijn – dat doen we ook graag – maar merken we dat je ons bewust negeert, dan komt de zweep wel een keer uit de kast. Daar hoort natuurlijk wel een nuancering bij: alle leden van onze commissie zijn zich er terdege van bewust dat de ideale wereld niet bestaat. Kwaliteit zit in mensen. In essentie werken docenten eraan om de kwaliteit te borgen en waar mogelijk te verbeteren. En dat er dan af en toe wat fout gaat, is niet te vermijden.

In 2017 hebben we aanwijzingsgesprekken gevoerd met de RA-opleidingen en in 2018 met de AA-opleidingen. Ik heb daarbij een heel positief beeld gekregen van de kwaliteit van die opleidingen en dan met name van het kwaliteitsbewustzijn van degenen die de opleidingen verzorgen. Dat heeft bijvoorbeeld aan de RA-kant te maken met het feit dat ze gedragen worden door hoogleraren die ook met hun benen in de praktijk staan, die weten wat er gebeurt. Zij hadden in hun onderwijs voor een deel ook al voorgesorteerd op de nieuwe set eindtermen.”

Kracht van de CEA

De CEA heeft ervoor gekozen om zichzelf niet op te sluiten in haar rol. Vredevoogd: “We hebben hier en daar een grotere broek aangetrokken dan officieel nodig was. Zo hebben we er meerdere keren bij kantoren op aangedrongen dat zij ruimte vrijmaken voor accountants om te kunnen promoveren, omdat de vijver aan hoogleraren anders op een gegeven moment opdroogt. Te Beest vult aan: ook hebben we ons gebogen over het geïntegreerde slotexamen, integratie van de theorie- en praktijkopleiding. En in ruimere zin hebben we het over de studeerbaarheid van de opleidingen, omdat we ons daar zorgen over maken. We bewegen ons dus breder in het veld dan alleen in de rol van toezichthouder. Dat geeft voldoening.”  

Afbeelding met quote Willem te Beest: “Technologische ontwikkelingen, extra wet- en regelgeving, veeleisender klanten, meer aandacht voor fraude; in combinatie is dit goed voor veel ideeën over nieuwe elementen binnen de opleiding. Het zal echter uit de lengte of uit de breedte moeten komen.”

Gesprekken met young profs

In 2018 sprak de CEA ook met de young profs van de NBA, naar aanleiding van hun rapport ‘Young professionals, opvattingen over het accountantsberoep’. Dit jaar presenteerden de young boards van de grotere accountantskantoren hun voorstel voor de inrichting van de praktijkopleiding (assurance). Hebben die rapporten nog belangrijke inzichten opgeleverd voor de CEA? Te Beest: “We hebben de young profs/boards ermee gecomplimenteerd dat ze in dit rapport het achterste van hun tong hebben laten zien. Wat ze hierin zeggen, gaat vooral over de praktijkopleiding. Op hoofdlijnen zit er volgens hen veel administratieve ballast in de opleiding, zeker in het eerste jaar, die er wat hen betreft wel uit mag. Maar de belangrijkste boodschap erin is misschien wel deze: ‘Er worden dingen van ons gevraagd die we nog niet kunnen, omdat we die ervaring nog niet hebben. Kunnen die dingen niet later in de opleiding geprogrammeerd worden?’ Dat soort zaken liggen nu bij de Raad voor de Praktijkopleiding (RPO).

Er is afgelopen jaar ook een brede werkgroep ‘Quick Wins’ opgezet, die is nagegaan hoe we een paar verbeteringen kunnen aanbrengen, die zorgen voor een betere integratie en wellicht tot enige afname van de studielast. Voor studenten geldt vooral dat ze moeten leren door te doen, door kennis actief toe passen. Maar ook door te horen hoe anderen omgaan met uitdagende of ronduit lastige praktijksituaties. Intervisiegesprekken zijn enorm waardevol voor hen.”

Studeerbaarheid van de opleiding

De studeerbaarheid van de opleiding blijft een heikel punt. Technologische ontwikkelingen, extra wet- en regelgeving, veeleisender klanten, meer aandacht voor fraude; in combinatie is dit goed voor veel ideeën over nieuwe elementen binnen de opleiding. Het zal echter uit de lengte of uit de breedte moeten komen. Te Beest: “Het is makkelijk om nieuwe dingen toe te voegen, maar vraag je aan mensen welke onderdelen er dan uit de huidige opleiding moeten verdwijnen, dan is het antwoord standaard: nul! Dat zijn lastige vraagstukken. Om die reden ben ik blij met nieuwe initiatieven, zoals een werkgroep die een andere stip aan de horizon gaat zetten en de opdracht meekrijgt: hoe zou je de accountantsopleiding – of dat nou mkb of assurance is – inkleuren als je nu van opnieuw zou mogen beginnen – dus zonder je teveel laten hinderen door wat er nu al is? Ik ben ervan overtuigd dat je door zo’n frisse denkrichting tot nieuwe inzichten en ideeën komt.”

Noot van de redactie: Dit gesprek met de huidige voorzitter Willem te Beest en zijn toegewijde voorganger Loek Vredevoogd was goed voor twee uur gespreksstof. Dit betekent dat er onvermijdelijk keuzes zijn gemaakt ten aanzien van de ingrediënten die hieruit zijn meegenomen.