CEA: ‘Student vooral op zoek naar praktische insteek bij fraudeaanpak’

Het thema fraude loopt als een rode draad door het curriculum van de theoretische RA-opleidingen heen. Maar zorgt die theoretische basis er nu ook voor dat studenten zich voldoende zelfverzekerd voelen om in de controlepraktijk goed met fraude om te kunnen gaan? Het antwoord op die vraag hoort van de studenten zelf te komen. Uit de recente enquête die de Commissie Eindtermen Accountantsopleiding (CEA) onder hen hield, blijkt vooral dat zij behoefte hebben aan extra praktisch houvast om op de juiste wijze om te gaan met (mogelijke signalen van) fraude bij controleklanten. Maar bestaat er zoiets als ‘praktisch houvast’ voor het onderwerp fraude?

Het is geen vreemd ‘natuurverschijnsel’ dat studenten graag meer praktische handvatten willen hebben bij de aanpak van fraude. Fraude is een complex onderwerp. Niet alleen omdat het zich op diverse manieren manifesteert, maar ook omdat het onderworpen is aan meerdere regimes en meldplichten. Bij de herdefiniëring van de eindtermen voor de accountantsopleidingen in 2016 is de aandacht voor fraude dan ook geïntensiveerd.

Professioneel kritisch denken en reflecteren

Deze enquête (opgezet in samenwerking met dr. I. Verwey RA en de NBA-werkgroep Fraude laat zien dat studenten de theoretische opleiding als belangrijke basis zien voor hun professioneel kritisch denken en reflecteren. Om studenten hier goed op voor te bereiden, wordt er in de opleiding veel geoefend met rollenspellen en dilemma’s. Het discussiëren over die dilemma’s – en de reflectie daarop – helpt studenten om hun professionele oordeelsvorming verder te ontwikkelen. Ze leren hierdoor zaken vanuit meerdere perspectieven te bekijken en te begrijpen dat er ook heel veel ‘grijze’ situaties zijn, waar dus geen keiharde ‘ja’ of ‘nee’ bij hoort. Ook leren zij hierbij hun ingenomen standpunt te verdedigen in nagebootste praktijksituaties.

Invloed van de werkcontext

Uit de enquête blijkt dat circa 45% van de studenten vindt dat de theoretische opleiding hen nog onvoldoende basis geeft voor het omgaan met tegendruk van de klant of tegendruk binnen het team.  Dit ondanks alle theorie, rollenspellen en dilemmabesprekingen tijdens de theoretische opleiding.  Zodra een student in een werkcontext terechtkomt waar er (veel) druk op hem of haar wordt uitgeoefend, blijkt de toepassing van de theorie toch nog moeilijk. Het vraagt lef van de ‘beginner’ om toch zijn of haar zegje te durven doen binnen een team van senior accountants, terwijl hij of zij zelf nog maar weinig vlieguren heeft. Auditteams moeten daar alert op zijn; beginnend beroepsbeoefenaren moeten zich voldoende ‘veilig’ voelen, omdat zij vanuit dat gevoel makkelijker vragen kunnen stellen. En dát helpt hen weer om zich sneller te ontwikkelen en professioneel weerbaar te worden.

De vertaling van de theorie naar de praktijk

Studenten signaleren ook dat er méér nodig is dan een theoretische basis om fraude tijdig te signaleren en te vertalen in een aangepaste controleaanpak. Hoewel opleidingen gebruikmaken van praktijkvoorbeelden en gastdocenten inzetten, geven studenten aan dat zij graag (nog) meer aandacht voor de toepassing in de praktijk zien. Studenten zoeken dus naar ‘praktisch houvast’. Uit academisch onderzoek blijkt echter dat het goed kunnen detecteren van fraude vooral samenhangt met een bepaalde mindset (intuïtief, out of the box denkend). De student zal dit vooral in de praktijk verder moeten ontwikkelen, door dit toe te passen op de specifieke klantcontext. Een open cultuur en een positieve houding binnen het team spelen daarbij een belangrijke rol, zo blijkt uit de enquête.

Data-analyse en soft controls

Wat opvalt in de enquête, zijn de uitkomsten ten aanzien van data-analyse en soft controls. Een ruime meerderheid van de studenten vindt dat de theoretische opleiding hun te weinig bagage meegeeft voor het toepassen van data-analyse bij fraudedetectie. Het opbouwen van kennis en ervaring met data-analyse wordt nu dan ook vooral in de praktijk gedaan. Daarnaast blijken studenten het lastig te vinden om voldoende grip te krijgen op soft controls. Voor een deel komt dit doordat zij als beginnend beroepsbeoefenaar vaak op specifieke onderwerpen worden ingezet, waardoor zij het totaalplaatje binnen een onderneming niet kunnen overzien. In combinatie met het hoge subjectiviteitsgehalte van de controls – hoe meet je die nu? – vinden zij dit niet gemakkelijk. Dit pleit ervoor om de aandacht voor soft controls ook na afronding van de accountantsopleiding te continueren, bijvoorbeeld in interne en/of PE-cursussen.

Optimale wisselwerking

Aan dit onderzoek werkten 188 studenten in de laatste fase van de theoretische RA-opleiding mee. Dit is 9,4% van de 1992 studenten die hiervoor benaderd waren. De omvang van de respons is niet zodanig dat er statistische conclusies aan verbonden kunnen worden voor de gehele studentenpopulatie. De uitkomsten schetsen een beeld van de perceptie van deze respondenten met betrekking tot de theoretische opleiding. Dit vormt input voor discussie en voor het vaststellen van verdere vervolgacties. De uitkomsten maken duidelijk dat er onverminderd aandacht moet blijven bestaan voor een optimale wisselwerking tussen theorie en praktijk.

U vindt het complete rapport met de enquête-uitkomsten over het onderzoek naar aandacht voor fraude in de theoretische RA-opleiding hier. De enquête is samengesteld met input van de NBA-werkgroep Fraude en dr. I. Verwey RA, Associate Professor Nyenrode Business University. Haar wetenschappelijk onderzoek is gericht op fraude, fraudedetectie en forensische accountancy. Zij heeft een trackrecord als controlerend en forensisch accountant.